Met respect voor het verleden
De abdij Herkenrode bezat in 1669 ongeveer 465 hectaren bos waarvan 180 hectaren in het Herkenrodebos. Dit bos is gelegen op de grens van Kuringen, Kermt en Stevoort. De naam Herkenrodebos dateert uit het begin van de 19e eeuw, voorheen duidden de monialen het bos aan met Grotenbos. Zolang de abdij het bos beheerde liet zij er haar vee grazen en hield de pachter toezicht op bos en vee. Na de bezetting van de Oostenrijkse Nederlanden en van het prinsbisdom Luik werd Herkenrode bij het Franse grondgebied gevoegd. In 1796 werden alle kerkelijke instellingen afgeschaft en werden hun bezittingen geconfisceerd. Deze goederen werden openbaar verkocht met uitzondering van de bossen. De Herkenrodebossen werden voortaan Keizerlijke Bossen genoemd. In 1815, toen Napoleon definitief verslagen werd, werden de bossen Koninklijke Bossen. In het Rijksarchief Hasselt vinden we een akte terug waarin de Herkenrodebossen te koop worden aangeboden.
Het zijn uiteindelijk Adolf en Ulysse Claes (de zonen van Guillaume Claes – opkoper van o.a. Herkenrode en Alden-Biesen) die de bossen kopen. In 1857 erft Louis Claes, hun broer, alles. Hij sluit een overeenkomst met zijn zoon Constant Claes en zijn schoonzoon Désirée de Favereau, die de bossen beheren. Zij bouwen in 1864 een destillerie en een woonhuis. De stokerij D.de Favereau-C.Claes was gesticht.
In 1866 werd de ‘Ferme Distillerie’ omgevormd tot stoomstokerij en graanmolen. Uiteindelijk erft de zoon van Constant Claes , André Claes, alles. Stokerij Claes kende vooral aan het begin van de 20e eeuw een grote bloei. Er werkten naar schatting tweehonderd mensen en meer. Er werd tot twaalf uur per dag, minstens zes dagen tot soms zeven dagen per week gewerkt. De arbeiders verdienden 1 à 2 frank per uur, kinderen 5 frank per dag. In 1878 behaalde André Claes met zijn installatie ‘La Fleche-Distillerie à Vapeur’ een 1e prijs in Parijs. Ze produceerden jenever, maar ook gist (merk Phenix) en margarine (Manna). In 1885 werd de stokerij via een privéspoorlijn rechtstreeks met het treinspoor van Kermt verbonden. Enkele rails zijn nog steeds zichtbaar. Slecht beheer en zwakke economische omstandigheden waren de oorzaak voor een teloorgang. Toen de Eerste Wereldoorlog tot een drastische vermindering van jeneverproductie leidde, richtte André een azijnfabriek op. In 1927 vernielde een brand delen van de fabriek en de gebouwen. In 1930 verkoopt Claes al zijn bezittingen. In 1951 vormt de familie Joris-Schouterden de fabriek om tot landbouwuitbating. In 2005 kochten wij het pand om uit te bouwen tot brasserie en Bed & Breakfast en woongedeelten. De renovatie gebeurde met veel respect voor het verleden en vele bouwmaterialen werden herbruikt. Aan de stuctuur van het gebouw en de kamers is nagenoeg niets veranderd en alle gietijzeren ramen zijn nog origineel.